De curieuze en gruwelijke geschiedenis van de Friezen ( deel 161)
Anno 1356. De bloedige oorlogen tussen de Bisschop van Utrecht en de Graaf van Holland eindigden met een verdrag.
Anno 1358. Gespaard voor de woelingen van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, was het in Friesland betrekkelijk rustig. Maar enkele krijgszuchtige Friese edelen als Martena, Bokkama en Sjaardama, trokken naar het buitenland om een andere Heer of Prins in diens oorlog te dienen. Zo diende de edelman Sijtze Martena de Hollandse Heer van Egmond. Enige jaren later kwam deze “Friese duivel” naar Friesland terug, rijkelijk beladen met eer en geschenken.
Anno 1361. De “derde Marcellusvloed”: Op 16 januari ontstond er een zware storm. Bebouwing werd omver geblazen, de dijken in Friesland overstroomden, vele landerijen werden overstroomd.
In Groningen werd een algemene vergadering belegd voor rechters, prelaten uit de Friese gewesten Oostergo, Westergo,Hummerzee, Hunzingo, Fivelingo, ’t Oldambt, Reiderland, Eemesgo en Broekmerland en de burgemeesters uit de steden. Er kwam een algemeen verdrag tot stand om de rust in deze gebieden te waarborgen. Daarbij werden de oude wetten, voorheen ingesteld bij Upstalboom, vermeerderd en her-bekrachtigd. Het wereldlijk gezag van de Bisschop werd door Groningen niet erkend.
Jan van Arkel, Bisschop van Utrecht, vatte nu de wapenen op tegen de ongehoorzame bewoners van Stellingwerf, Steenwijkerwold en enige Drentse landzaten. De Stellingwervers hadden een verbond gesloten met de Groningers. De Bisschop trok nu met een grote krijsmacht op tegen de Stellingwerver Friezen, waarbij de laatsten de vlucht moesten nemen. In de achtervolging werden huizen en dorpen en omliggende landerijen platgebrand. De Steenwijkers en Stellingwervers onderwierpen zich aan de Bisschop en werden belast met een enorme som van tienduizend oude schilden. Mede door de vernederingen was deze onderwerping van korte duur. De bewoners verwierpen gehoorzaamheid aan het wereldlijk gezag van de bisschop. Het land werd versterkt met schansen en sterkten. In 1362 viel de Bisschop nogmaals aan, zijn sterke leger nam de versterkingen in, verwoestte de omliggende streken en stelde een omliggend dorp bloot aan het woeste krijgsvolk.
Albrecht van Bijeren, Ruwaard of Voogd van Holland, begeerde door de Friezen van Stavoren gehuldigd te worden. Ondanks een aanbevelingsbrief van Keizer Karel IV waren de bewoners afkerig om zich onder het juk van de Hollandse Stadhouder te bukken. De macht van Stavoren was geleidelijk kleiner geworden, door de concurrente van andere opkomende handelsplaatsen en door verzanding van de haven. Toch was het belang van de handel met Denemarken nog zó groot, dat Koning Waldemarus III in 1368 aanzienlijke vrijheden aan de kooplieden van Stavoren en Hindelopen verleende als bekrachtiging van de privileges uit 1326.