Anno 1349.
Een verschrikkelijke pest-golf trof Europa. Volgens de overleveringen stierf de helft van de Europese bevolking. Gehele gehuchten, vestingen, vlekken, dorpen en steden lagen daarna geheel of vrijwel onbewoond. In vele plaatsen bleven slechts 10 van de 1000 inwoners in leven. De doden bleven meestal onbegraven liggen omdat de nog levenden te zwak waren. In het Friese klooster Klaarkamp stierven 184 personen, in het klooster Foswerd 207 priesters, conversen, leken, monniken en nonnen. Mariëngaard een Lidlum werden door deze pest ontvolkt.
Er ontstond een godsdienstwaan onder de bijnaam Geselaars. Door de boetedoening d.m.v. afmatting van het lichaam, geseling en zelfkwelling zou God worden behaagd. Ze ontkleedden zich volledig, gingen met kruisen en vaandels tweemaal daags naar de kerk, sloegen zich al schreeuwend met gesels vol knopen en scherpe nagels.
Geen nacht sliepen deze Geselaars op dezelfde plek; veertig dagen lang duurde hun reis van plaats naar plaats. Sommigen herhaalden zelfs deze veertig dagen durende boetedoening. Zelfs bisschoppen, prelaten, priesters en andere kerkelijke ambtsdragers, zowel mannen als vrouwen deden mee aan deze waan.