Uitgeverij De Contrabas heeft kortgeleden twee tweetalige (Fries-Nederlands) dichtbundels gepresenteerd: “In hazze is in lokkich bern (Een haas is een gelukkig kind)” van Edwin de Groot* en mijn eigen bundel “Ravensulver (Ravenzilver)”
Op de vraag van de Leeuwarder Courant (01-02-“13, ‘Friese dichters zijn zo eigenzinnig’), wat de Friese dichter onderscheidt van zijn Algemeen-Beschaafd-Nederlandse evenknie….noemt Chrétien Breukers als drie verschillen:
1. Friese dichters zijn zich bewuster van de eigen taal, 2. ze zijn eigenzinniger, en 3 ze maken vaker gebruik van het landschap als poëtische bouwsteen.
Citaat: ‘In de Nederlandse poëzie is dat gegeven toch een beetje naar de achtergrond gedrongen. Dat was meer iets voor de generatie Slauerhoff en Roland Holst. Qua levenshouding staan de Friese dichters daar nog altijd dichtbij. Ze zijn zich hyperbewust van de eigen taal en het eigen land.’
Ja, die levenshouding… Het is in ieder geval waar, dat Friese dichters boven hun Nederlandstalige collega’s op z’n minst één groot voordeel hebben. En dat is: de Friese taal zelf. Die is immers veel mooier, klankrijker, muzikaler en barbaarser dan het aangeharkte ABN waar de anderstalige laaglandsche poëten noodgedwongen gebruik van moeten maken.
En dat landschap, ja, daar hebben velen Friese dichters ook zeker iets emotioneels mee. Dat is moeilijker uit te leggen. Denkelijk heeft het te maken met het feit dat het overgrote merendeel van de Friese woordkunstenaars opgegroeid is met een kerktoren in de onmiddellijke nabijheid, alsook een sloot, een weiland en een bloeiend aardappelveld. Waar de randstedelijke vinexwijk als het ware aanspoort tot het zo snel mogelijk verlaten van de plek des onheils, daar fluisteren de blauwe hemel en het groene gras voortdurend: blijf bij mij, laat mij niet alleen, koester en bescherm mij.
Wat weer niet wil zeggen dat alle Fryske gedichten ook over het landschap gaan. Want poëzie, zoals je wel weet, gaat eigenlijk over alles en niets.
Welnu. Als het vaderlandse recensentendom het zou kunnen opbrengen om in meer dan drie alinea’s nieuwe Fryske Poëzy-bundels te bespreken, dan zou het best nog wat kunnen worden met de Friese poëzie in Nederland. Abe de Vries