web analytics

De curieuze en gruwelijke geschiedenis van de Friezen ( deel 119)

Anno 1191.

Gedurende een dertigtal jaren werd Friesland geplaagd door aanvallen met plunderingen van de Noormannen. Ook in 1191 kwamen deze rovers de oude Middelzee opvaren. Ze landden bij Uitgong, welke stad werd geplunderd en in de as gelegd. Uitgong werd later weliswaar herbouwd, maar het kon de oude roem niet herstellen en de stad ging later op in het dorp Berlikum.

Om zich te kunnen verdedigen tegen de invallen van de Noormannen bouwden de Friezen na de verwoesting van Uitgong twee sterke stinzen aan de Middelzee. Kooplieden trokken nu aan op de veiliger en nabijgelegen gehuchten Fraanakker en Godsakker, welke plaatsen daardoor in bevolking aanmerkelijk konden groeien. Er bleven door de wederkerige handelsbelangen nog lang een goede verbintenis tussen Uitgong en die nieuwe stad, het huidige Franeker.

Behalve als vesting tegen invallen van Noormannen diende deze sterkte ook tegen een mogelijke aanval van Hollandse zijde. Franeker werd al snel bevolkt en welvarend. Vanaf de rivier de Ried werd een kanaal gegraven om de bij Uitgong binnenkomende zeeschepen doortocht te bieden. Omstreeks deze tijd werd ook het dorpje Leeuwarden steeds meer een stad, mede door de aanleg van versterkingswallen ter verdediging tegen de Hollandse Graven.

Anno 1194.

Willem, de broer van Graaf Diederik VII keerde uit Palestina terug. Vanwege een ruzie met Diederik vestigde Willem zich in West-Friesland om met hulp van de Westfriezen oorlog te kunnen voeren tegen zijn broer. Diederik had al genoeg te stellen met Vlamingen die Walcheren waren binnengevallen. Hij gaf nu het bevel over een deel van zijn krijgsmacht aan zijn gemalin Adeleide. Een heel jaar lang lag het leger van de gravin bij het klooster Egmond, wat erg veel overlast ondervond van de soldaten.

In een veldslag moesten de Westfriezen onder Graaf Willem het veld ruimen. Diederik behaalde intussen de overwinning op de Vlamingen. Door de bemiddeling van de ooms van Diederik en Willem: Boudewijn (bisschop van Utrecht), diens broer Dirk en Otto, Graaf van Benthem, werd een verdrag tot stand gebracht waarbij Willem de Friese graafschappen Oostergo en Westergo in leen kreeg.

De Friezen waren met de komst van Willem wel ingenomen. Ze ontvingen hem met vreugde., want ze hoopten in hem een beschermer te vinden tegen Hendrik de Kraan, Graaf van de Kuinder, waarmee zij in oorlog waren. Graaf Willem liet subiet in Lemsterland bij Oosterzee een kasteel bouwen ter verdediging tegen Hendrik. Na veel schermutselingen en verlies van 500 soldaten werd in 1196 de Graaf van de Kuinder verslagen, waarna deze zijn toevlucht nam tot Graaf Diederik. Inmiddels nam Willem de Kuinder in bezit, waarbij het door Hendrik op de grens van Friesland gestichte kasteel geheel werd verwoest..

 

Een bewerkt deel uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland  (Steensma, 1845)

De skiednis hat skiere contouren, mar kint bloedreade slachfjilden.

 

 

 

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.fanvanfryslan.nl/wordpress/2011/12/de-curieuze-en-gruwelijke-geschiedenis-van-de-friezen-deel-119-2/