NOORDELIJK KUSTGEBIED WEGGEVAAGD….DUIZENDEN DODEN.
Anno 1170. Na de verschrikkelijke stormvloed van 1164, waarbij in en rond Friesland honderdduizend mensen omkwamen, werden de gewesten begin november 1170 nogmaals door een stormvloed getroffen. Grote delen van Noord-Nederland en het Zuiderzeegebied werden door de zee verzwolgen. Dit was het begin van het vergroten van Almere en het openen van de Noordzee, waardoor de Zuiderzee en de Waddenzee ontstonden. De oorzaak was niet alleen de vloed en de zeespiegelstijging, maar ook het wegspoelen van immense veengebieden.
Tijdens deze Allerheiligenvloed sloeg de zee over dijken en duinen, het land tot diep in het binnenland overstromende. De Friese gebieden hadden het meest te lijden. Al het land tussen Texel, Medemblik en Stavoren werd door de zee opgeslokt. Het onbedijkte Amstelland werd geheel overstroomd. De zee vloog tot onder de wallen van de stad Utrecht. Vóór de poort werd zeevis gevangen en bij de terugtrekking van de zee bleef de vis op het droge achter.
De stormvloed verzwolg de huizen, kastelen en hele dorpen werden weggespoeld met groot verlies aan mensen en vee. Texel en Wieringen werden van het vaste land losgescheurd en bleven eilanden. De Zuiderzee werd aanmerkelijk groter.
Anno 1173: Op 11 mei 1173 werden de lage delen van de Noordzeekust nogmaals getroffen door een watervloed. Door smelting van enorme massa’s sneeuw in korte tijd waren de uiterwaarden van de Rijn en Maas overstroomd. Holland en het sticht Utrecht liepen onder water. Bij de zware zuidwesterstorm stuwde het zeewater de rivieren extra op. Amstelland was nog niet hersteld van de overstroming van 1170. De stormvloed hield aan; bijna was de stad Utrecht geheel verloren gegaan, tot na drie dagen de zee zich terugtrok. Groot was de schade aan opstallen, groot het aantal mensen dat verdronk.
Ook brachten andere stormen en stormvloeden in de volgende dertiende eeuw, zoals die van 1287 (de Sint-Luciavloed) , enorme schade toe aan mens en goederen, veel meer nog dan vroegere oorlogen en twisten.
Een bewerkt brokje uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland (Steensma, 1845)