Anno 1072.
Ondanks hun aanvankelijke nederlaag tegen de strijdmacht van Godevaart (Godefroi) hadden de Friezen kracht genoeg over om de vijand te achtervolgen en Alkmaar te belegeren. Na een beleg van negen weken was het Godevaart duidelijk, dat hij de stad zou verliezen. Hij riep de hulp in van bisschop Willem van Utrecht, die zoveel mogelijk manschappen op de been bracht om de Friezen te verjagen. Er vond een zwaar gevecht plaats, waarbij de stad ontzet werd en ongeveer achtduizend Friezen sneuvelden of gevangen werden genomen.
Bevreesd voor de wraak van Godevaart vertrokken veel Friezen van aanzien naar elders. Want Godevaart trok, zodra hij door het bisschoppelijk leger was bevrijd, meteen naar Friesland om zich te wreken. De Friezen, zonder krachtige leiding en in het vorige gevecht al enorm verzwakt, verloren in eigen land in één enkele slag nogmaals zo’n achtduizend manschappen.
De Friezen moesten zich volledig onderwerpen. Godevaart regeerde nu het leen in naam van de bisschop van Utrecht. Daarop trok Godevaart weer naar Holland, waar hij aan het Vliet een sterkte liet bouwen, het begin van de stad Delft.
De markgraven van Saksen Egbert I en Egbert II, afstammelingen van de keizer en verwant aan het grafelijk huis van Holland, hoopten ooit over graafschap Holland te zullen regeren. Als dank voor de steun aan Godevaart verkreeg Egbert II van de keizer nu de Friese graafschappen Stavoren, Ooster- ,Wester- en IJsselgouw in leen.
Maar dat zinde de Friezen niet. Egbert II moest daardoor de graafschappen met geweld innemen. Godevaart had naast de vele Lotharingers, Hollanders en Zeeuwen een groot aantal gevangen genomen Friezen bij zijn krijgsmacht ingelijfd. Door hun dapperheid legden deze Friezen in het leger van Godevaart zoveel gewicht in de schaal bij de strijd van de keizer tegen opstandige Saksische vorsten, dat Godevaart huiswaarts kon keren.