Een moordadige geschiedenis.
Anno 808. Om deze tijd woonde bij de Friese hoofdstad Stavoren een edelman, Iglo Tadema genoemd, die nabij het Kreilerwoud en de Vliestroom uitgestrekte landerijen had liggen. Hij liet op zijn erf een put graven, die de eerste dagen geen water gaf en –na herhaalde uitgraving- droog bleef tot de vierde dag.
Op de avond van die vierde dag, keek Iglo nog eens in de put in de hoop dat er nu wel water stond. Tot zijn ontsteltenis klonk uit de put- of verbeeldde hij het zich?- een harde stem, zeggende: “Vlied van dit land! Vlied van dit land”. Ook zag hij nu wel water in de put, maar bij nader onderzoek bleek dat buitengewoon zout. Iglo herinnerde zich een soortgelijke geschiedenis, meegemaakt door zijn grootvader en vertelde de voorvallen door aan zijn zoon Jouke Tadema. Iglo liet de put dempen in de hoop daarmee verlost te zijn van deze zoute kwelgeest. Maar hij overleed drie weken daarna. Niet lang na de dood van zijn vader verkocht Jouke al de landerijen en goederen nabij Kreil en kocht daarvoor in de plaats andere, hoger gelegen bezittingen in Gaasterland. Jouke had, om de waarde van de bezittingen niet te zien dalen, het geval van de put zorgvuldig geheim gehouden.
Intussen had Sible Tadema, een neef van Jouke, een dodelijke haat tegen zijn neef opgevat omdat de goederen van de familie nu in vreemde handen waren gekomen. Nadien trouwde Jouke met een dochter van Jouke Rodman. Op het schitterende bruiloftsfeest verschenen ook neef Sible Tadema met verscheidene vrienden en dienaren, vermomd en heimelijk met dolken gewapend. Jouke Tadema en zijn bruid werden met nog tien bruiloftsgasten doorstoken. Na dit bloedbad trok Jouke Rodman, vader van de bruid, met vrienden en bedienden op, namen Sible en zijn manschappen gevangen, staken diens huis in brand samen met de vrouw en kinderen van Sible. “Daarna werd Sible zelf in stukken gehouwen, en twee zijner neven, die medepligtig aan de moord waren, doorstoken, waardoor het adelijke geslacht van Tadema uitgeroeid werd, en een ellendig einde nam”.