Godfrid, de Koning der Denen pleegde met zijn Noormannen meerdere invallen in het gebied van de Franken. Zo werd met hulp van de Wilzen en andere woeste volken het land van de Abotriten veroverd. De hoofdstad Rurik werd vernietigd en er werd een schatting afgedwongen. Karel verzamelde een leger van Franken, Saxers en Friezen om het land van de Saxers te beveiligen. Godfrid trok zich terug achter de Elve en liet achter de Eider een versterkte wal opwerpen. Onder leiding van Karel’s zoon Karel werd nu het land van de Wilzen verwoest. Godfrid liet nu een verzoek tot onderhandeling door Friese kooplieden overbrengen aan de Friese overste in het leger van Karel.
Ondanks de wederzijdse zendingen van onderhandelaars kwam het niet tot een verdrag, waarna Godfrid een van Karel’s leenheren, de Hertog Thrasco van de Abotriten, liet vermoorden. Karel stichtte om de Denen in bedwang te houden aan de Elve een vesting en voorzag deze van bevolking en bezetting uit Franken.
Anno 808. De Denen, zo verhinderd om in het oostelijk gebied van Karel iets uit te richten, scheepten zich nu in om Friesland aan te vallen. Olaus, de zoon van Godfrid, landde met zon grote overmacht van’wel 200 schepen, dat de Friezen zich rot schrokken. Karel’s bewindvoerder in Friesland aarzelde om de strijd met de Noormannen aan te gaan, maar toen de Friezen van de schrik waren bekomen, voerden zij dapper slag tegen de woeste rovers, waarbij er in beide kampen zeven honderd krijgers sneuvelden.
De bevelvoerders gaven de tegenstander enig respijt om de doden te begraven en om te onderhandelen. Bij de Friezen waren gesneuveld onder meer de edellieden Tako en Feijo Forteman, Janeke Ludignan, Vincint Hermans, Juw en Sytse Rodman. De Deense krijgsheer Olaus wilde bedingen, dat hij met z’n manschappen vrij uit Friesland kon vertrekken met wat leeftocht voor onderweg. Maar de overgebleven Forteman, besloot niet toe te geven aan deze onredelijke eis, en door te vechten. De Friezen bevochten de Noormannen manmoedig in een bloedige strijd. De Denen vluchtten over de Lauwers, maar staken de alleen met lage wallen en palen versterkte vesting Groningen in brand en mishandelden de inwoners.
Zodra de Friezen ten westen van de Lauwers dit te horen kregen trok de Friese edelman Gaele Hardeman vanuit de Friese hoofdstad Stavoren op met “derdehalfduizend man” om de Oostelijke Friezen bij te staan. Nogmaals volgde een zeer bloedig treffen, waarna- bij het vallen van de avond- de Noormannen konden ontsnappen over de Eems. De Friezen probeerden deze aftocht te verhinderden, namen Olaus gevangen met zijn nog 170 resterende manschappen. Ze werden allen onthoofd en in de rivier de Eems gegooid.