Hertog Odolf beproefde om de palen van zijn gezag Oost- en Zuidwaarts uit te breiden. Een leger verzameld hebbende, heeft hij, vooral over de Eems en Wezer, vele landen en sterkten der Cauchen in bezit genomen. De Cauchen zijn grootendeels onder de Franken en voorts onder de Friezen ingesmolten. De Romeinen schijnen den Friezen, over deze vermeerdering van hun gebied, geene moeite gemaakt te hebben, zoo zij niets vijandigs tegen het Keizerrijk beöogden.
Anno 385.
Dat Friesland in die oude tijden zeer uitgestrekte bosschen had, is zeer bekend. Ook onthield zich in dezelve veel roofgedierte, vooral wolven, welke somtijds groote schade aanrigtten. Ook omstreek dezen tijd was Friesland dermate volkrijk, dat men, bij den toenmaligen nog geringe landbouw, genoodzaakt was, om in andere oorden een goed heenkomen en levensonderhoud te zoeken. De oude Friesche wetten bepaalden, dat het lot zoude aanwijzen, wie naar elders verhuizen zouden.
Odolf liet een loting doen onder zoodanige jonge manschappen, als voegzaam andere oorden konden opzoeken. Ook de beide zonen van den Hertog, Hengistus en Hors deelden in het lot en waren verpligt, om nevens anderen Friesland te verlaten. Zij werden oversten van van de Friezen, die zich met hun op reis zouden begeven. Zij scheepten zich in en voeren regelregt naar Brittanie, alwaar zij egter, na verloop van enioge jaren, door de haat der inboorlingen meestal vervolgd en meerendeels omgekomen zijn. De zoonen van Odolf zouden zich, in de oorlogen tegen de Schotten, dapper gedragen en grootelijks zijne overwinningen bevorderd hebben, welk hen in den haat der inboorlingen deed deelen, als welke niet konden verdragen, dat vreemdelingen zoo veel gunst en eere genoten van hunnen Vorst.
Een bewerkt deel uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland (Steensma, 1845)
GESCHIEDENIS van de OUDE FRIEZEN, archief
De skiednis hat skiere contouren, mar kint bloedreade slachfjilden.
Oant sjen.