web analytics

De curieuze en gruwelijke geschiedenis van de Oude Friezen, (deel 23)

Anno 186.

Eene zware krankheid die niet lang daarna Adelbold overviel deed hem besluiten, om de voornaamste Friezen tot zich bijeen te roepen. Zijnen broeder Titus, thans veldheer, werd tot Hertog in zijne plaats, leggende Adelbold zijn bestuur neder, hebbende na dien tijd nog ruim twintig jaren geleefd.

Zeker volk, Wilten genoemd, zijnde een Wendische stam, viel ter dezer tijd in het land der kleine Friezen, en in het Batavisch eiland. Zij bemeesterden de Romeinsche burgt of slot Antonia; hier stichtten zij eene sterkte, die zij Wiltenburg noemden, waar naderhand de stad Utrecht is gebouwd.  De Romeinen schijnen zich niet over deze Wilten bekommerd te hebben, en de Friezen verdreven hen mede niet, zoodat zij hier langs of nabij den ouden Rijn zich vestigden.

In het jaar 208 is AdeIbold gestorven en door zijnen broeder Titus met groote staatsie en pracht begraven, sommigen meenen te Groningen, doch anderen noemen de Friesche hoofdstad Stavoren, als zijnde de meest bestendige verblijfplaats der Friesche vorsten, en de rustplaats van de meeste hunner voorzaten.

In het jaar 217 ontvlamde weder het roode Klif en wel met eene groote hevigheid; de vlam verhief zich elf dagen achtereen, tot groote bekommering, der inwoners.

Het gewone middel, het raadvragen van den afgod Stavo namelijk, werd door den Hertog Titus bevolen, na dat men denzelven eerst, gedurende drie dagen, met brandoffers had vereerd. Het antwoord was nu: dat men drie kruiken vol water uit de Noordzee halen, en die door eenen gewapenden Ridder in den brand moest doen gieten, waardoor de vlam terstond gebluscht werd.

Het groote Romeinsche rijk geraakte meer en meer in verwarring. De meeste Keizers waren ondeugende, heerschzuchtige, wraakgierige en ontuchtige wezens, die gulzigheid en overdaad beminden, en tot niets minder bekwaam waren, dan om te regeren, waarvan ook weinigen hunnen eigenen dood stierven.

De Romeinsche stadhouders, in deze afgelegene oorden, leefden meest bijna of somtijds geheel oppermagtig, veelal wreed en onderdrukkend tegen de volken, die zij uit naam van hunne Keizers beheerschten. Dit gaf aanleiding, dat vele natiën thans meer dan ooit het knellend juk van Rome moede werden.

De meeste volken, die toen de Nederlanden, Neder-Germanie, het noordelijk Gallie en andere bijgelegene landen bewoonden, zijnde, behalve andere kleine volken, de Katten, Mattiaken, Usipeten, Tructeren, Marsen, Bructeren, Chamaven, Angrivaren, Tubanten, Cheruscen, Cauchen en Friezen, verbonden zich gezamenlijk, om voortaan zich van de Romeinen geheel te verdrijven als ook, om de invallen der woeste Noormannen op de kusten tegen te gaan. Dit verbond was de eerste grondslag van het daarna zoo magtige Rijk der Franken. 

Titus Bojocalus heeft Friesland 53 jaren bestuurd, en is overleden in het jaar 240. Hij werd met groote pracht begraven in den tempel van Stavo te Stavoren.

Uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland  (Steensma, 1845)

       GESCHIEDENIS van de OUDE FRIEZEN, archief 

 De skiednis hat skiere contouren, mar kint bloedreade slachfjilden.

Oant sjen.

 

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.fanvanfryslan.nl/wordpress/2009/10/de-curieuze-en-gruwelijke-geschiedenis-van-de-oude-friezen-deel-23/