web analytics

De curieuze en gruwelijke geschiedenis van de Oude Friezen, (deel 22)

 
Anno 173.
 
Adelbold, de tweede Hertog van Friesland, had geenszins den vredelievende aard van zijnen vader, maar was ten allen tijde bereid, om zijne naburen door oorlogen te verontrusten. Daar de wapenhandel en krijgsoefeningen ten tijde van den vreedzamen Ascon weinig onderhouden waren, zoo deed Adelbold terstond de oude instelling van oefenscholen voor den wapenhandel weder gelden, om de jonge en weerbare manschappen te doen oefenen. In de krijgs- of schermscholen moesten alle jongelingen, die den ouderdom van vijftien jaren hadden bereikt, drie dagen ter week bijeen komen, om in den wapenhandel en de oorlogskunst te worden onderwezen en geoefend, hetgene de krijgsgeest bij de natie weder zeer deed ontwikkelen, zoodat weldra de oorlog de hoofdbezigheid der Friezen uitmaakte tot merkelijk nadeel van de beschaving des volks, en van de bebouwing des lands.
 
       Van Titus, bijgenaamd Bojocalus, wordt verhaald, dat hij dapper, doch vredelievend
en een beoefenaar der wetenschappen zijnde, kort na den dood zijns vaders, naar Rome trok, om zich aldaar verder in de wetenschappen of ridderlijke oefeningen te volmaken. Keizer Aurelius vond veel genoegen in Titus, doch Titus had het ongeluk, om bij de Romeinsche edelen bekend te worden als een naverwant van degene, die voorheen eenen zoon van enen edelman te Rome ongelukkiglijk gedood had, en dus moest de Keizer Titus huiswaarts zenden om deszelfs geheelen ondergang te voorkomen.
 
        Van Rome begaf Titus zich eerst tot den Hertog van Braband, alwaar hij, wegens zijne dapperheid, tot Ridder verheven werd. De Hertog zond hem weder naar zijnen broeder Adelbold, die hem zeer minzaam en met pracht ontving. Niet lang na zijne komst in Friesland werd Titus, door zijnen broeder Adelbold, met een leger of hulpbende geoefende Friezen, naar Rome gezonden, om den Keizer hunne hulp te betoonen in het bestrijden der Wandalen, die in het Romeinsche rijk waren gevallen. Men verhaalt, dat Titus, bij dezen oorlog, zoo veel dapperheid en krijgsbeleid aan den dag legde, dat hij deswege van den Keizer hoog vereerd en bedankt werd, latende hem, rijkelijk beloond met de zijnen naar huis trekken.
 
Anno 183.
 
Weinige jaren later beproefden de Friezen, wier krijgsgeest door Adelbold steeds opgewekt werd, eenen inval over den Rijn in Belgisch Gallie, waarin toen ter tijd slechts weinige Romeinsche bezetting lag. Zij, hier geenen tegenstand van eenig belang vindende, rigtten de grootste verwoestingen aan, alom roof, brand en ellende verspreidende, tot dat zij door den Romeinschen veldheer Clodius Albinus geslagen en met groot verlies over den Rijn naar hun land terug gedreven werden.
 
Om dezen zelfden tijd viel een heer van om de vijftienhonderd man, woeste en roofzuchtige lieden, Wenden of Wandalen, Gotthen, Noormannen in het oosten van Friesland, om te rooven; doch daar Adelbold en zijn broeder Titus hier van nog tijdig berigt kregen, verzamelden zij in aller ijl een leger bijeen, en trokken naar de Eems aan, welker oostelijken oever de vijand gelegerd was, doch nu, bij den aantogt der Friezen, niet waagde de Eems over te trekken.
 
De beide legers bezetteden alzoo ten wederzijden de rivier, zonder elkander te kunnen bevechten. Titus trok nu met 800 uitgelezene en dappere Friezen meer zuidwaarts aan, stak aldaar over de Eems en viel de vijanden geheel onverwacht van achteren aan, makende zulk eene slagting onder hen, dat allen of verslagen werden, of in de rivier verdronken. Vierhonderd, wien het gelukte de rivier over te zwemmen, vielen in handen der Friezen, die met hunnen Hertog Adelbold aan de linkerzijde van de Eems lagen, zoo dat hier door de Friezen eene volkomene overwinning op hunne vijanden behaald werd.

Uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland  (Steensma, 1845)

       GESCHIEDENIS van de OUDE FRIEZEN, archief

 

 De skiednis hat skiere contouren, mar kint bloedreade slachfjilden.

Oant sjen.
 
 
 
 

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.fanvanfryslan.nl/wordpress/2009/10/de-curieuze-en-gruwelijke-geschiedenis-van-de-oude-friezen-deel-22/