De Friezen, hoewel thans rust en vrijheid genietende konden het evenwel niet lang buiten oorlog uithouden. Tabbo, veldoverste der Friezen onder prins Dibbald Segon, van een oorlogzuchtlg gemoed zijnde, ried sterk aan, om eene krijgstogt tegen de Sicambren, een sterk en dapper volk te ondernemen. Deze Sicambren bewoonden, ten oosten van den Rijn, een deel van Westfalen, Berg en Kleefsland. Wegens hunne groote menigte, had Tiberius reeds een deel van hun over den Rijn in een ander oord verplaatst, doch het is gevoegelijkst te denken, dat de togt der Friezen thans den Sicambren gold, welke aan den regter Rijnoever woonden. Hoe het ook zij, deze onderneming viel zeer ongelukkig uit, want zij werden met een verlies van meer dan vijfhonderd man geslagen en binnen hunne grenzen terug gedreven.
Dit verlies trof Prins Dibbald zoo zeer, dat hij in eene uitterende ziekte stortte, die hem in het jaar 85 ten grave sleepte, na dat hij negenendertig jaren Prins van Friesland was geweest. Hij werd plegtig te Stavoren begraven, en alzoo hij geene kinderen, of althans geenen zoon naliet tot opvolger, is zijn veldheer Prins Tabbo hem opgevolgd, die zich alras in zijne woeste oorlogzucht deed kennen. Al spoedig na het verbond der Friezen met de Romeinen, door Civilis en Cerialis gemaakt, volgden de Friesche hulpbenden weder de Romeinsche legers, waarbij zij zich, gelijk doorgaans, zeer dapper gedroegen en in goede gunst stonden.
Nog steeds voerden de Romeinen oorlog in Brittanie, om de Britten onder hunne magt te brengen. Ook in deze togten dienden de Friezen hen. Het was wel in het bijzonder door de hulp der Friezen, die buitengewoon in de zwemkunst geoefend waren, dat het eiland Angelesseij, bij de Romeinen Mona genoemd, in het jaar 79 gewonnen werd. Eenige jaren later, maakten zich de Friezen, Batavieren en andere Duitschers, in den Brittanischen oorlog, zeer beroemd, daar zij in het jaar 86 eene zoodanige overwinning op de Britten behaalden, dat er wel tienduizend dooden op het slagveld bleven liggen, terwijl het verlies van de zijde der Romeinen, onder Agricola, slechts op honderd man wordt begroot.
Of de oorlogzuchtige Prins der Friezen Tabbo mede dien geduchten veldslag bijwoonde, is niet zeker, maar volgens de historiën is hij, terstond na dat hij Prins was geworden, in Romeinsche krijgsdienst gegaan, latende Friesland door eenen veldoverste of gemagtigde in zijne plaats besturen. Den Keizer Domitianus diende hij zeven jaren lang in de Germaansche oorlogen, en verwierf grooten lof. De Geschiedschrijvers noemen Tabbo wreed en tirannisch, en zulks deed hem welligt zoo veel te meer de ellendige gunst van den ondeugenden Keizer winnen, wiens regering, hoe weinig beduidend in vele staatkundige opzigten ook, toch door wreedheid, en vooral door eene gruwzame vervolging tegen de Christenen gebrandmerkt staat, waarom Domitianus dan ook bij Nero wordt vergeleken.
Uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland (Steensma, 1845)
GESCHIEDENIS van de OUDE FRIEZEN, archief
De skiednis hat skiere contouren, mar kint bloedreade slachfjilden.
Oant sjen.