De Friezen bleven nu eenige jaren rustig voortgaan in het getrouw voldoen van hunne jaarlijksche schatting aan de Romeinen, bestaande, zoo als gezegd is, in een zeker bepaald getal koe- of ossenhuiden; zij waren thans, zoo het schijnt, tamelijk te vrede in hun lot.
Doch zekere Olenniuss, hoofdman eener keurbende en Romeinsche Landvoogd over deze gewesten, bij sommigen ook Holle genoemd, ging om dezen tijd met buitengewone gestrengheid te werk bij het invorderen der schatting. In plaats van de huiden hunner eigene gewone ossen, die zij in hunne schrale weiden voorhanden hadden, en waarmede zij altijd hadden kunnen volstaan bij de Romeinen, eischte Olenius de huiden van wilde stieren, ook Urossen genoemd, die geenszins in Friesland maar alleen in het uitgestrekte Hireinische woud werden gevonden. Deze wilde stieren waren buitengewoon groot, wild en wreed, sparende mensch noch beest. Alleen den Duitschers, die zich van jongs af in het vangen dezer verwoede beesten oefenden, was het mogelijk, om zIch van dezelve meester te maken; voor de Friezen was zulks onmogelijk.
0lennius bleef bij zijnen onbillijken eisch, en liet de Friezen eenige huiden dezer dieren ter hand stellen met bevel, om mede zoodanige, als schatting, te leveren, waaraan onmogelijk kon voldaan worden. De Friezen moesten nu hunne ossen en landerijen, en eindelijk zelfs hunne vrouwen en kinderen als slaven aan den dwingeland afstaan, om, zoo het heette, de schatting te voldoen. Hunne klagten, hierover aan den Keizer ingebragt, vonden geen gehoor. Nu ontgloeide de wraak tegen de Romeinen in het hart der onderdrukte doch vrijheidminnende Friezen.
Uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland (Steensma, 1845)
GESCHIEDENIS van de OUDE FRIEZEN, archief
De skiednis hat skiere contouren, mar kint bloedreade slachfjilden.
Oant sjen.
Zo snel geen inspiratie voor een reactie? Toon je respect!