FRIEZEN, toekomstig tuig van de richel ?
(column, herhaling van de editie van 23 juni 2006.)
De mensheid verstookt in een steeds stijgend tempo alle fossiele brandstoffen. Voor ons laaglanders is het inmiddels zonneklaar dat wij als eersten natte voeten zullen krijgen. Want water zoekt van nature het laagstgelegen plekje. En dát is nu eenmaal-andermaal ook ons woonstekje. De ellende is dat o.a. de kustprovincies Friesland en Groningen vanuit VIER fronten worden bedreigd:
1e: door bodemdaling vanwege zout- en gaswinning,
2e: bij overvloedige regenval raakt de bodem oververzadigd met grondwater,
3e: het poolijs smelt en daardoor stijgt de zeewaterspiegel en
4e: een groot deel van het Europese water-overschot stroomt straks onstuitbaar via beek, rivier en kanaal dwars door de binnen-dijken de delta binnen.
Zó bezien levert de rest van Nederland, van Europa, ja van de hele aardbol een grote bijdrage aan de wateroverlast hierzo in dfe nóg lafere landen. Het ontwerpen van nieuwe woon- en werkterpen lijkt me een best nuttige bezigheid. Maar: met zo’n duizend boven de brakwatervloed uitstekende bultjes redden we ons niet zoals vroeger wél kon. In plaats van uit-einde-lijk de helft tot driekwart van ‘it bêste lân fan d’ierde’ te moeten opgeven, zie ik meer Fries lijfsbehoud op vastigheid van de restruimte.
Als ik waterbouwkundig ontwerper was zou ik dus GEEN TERPEN willen opwerpen MAAR GATEN willen graven. Duizend waterkuilen: omgekeerde terpen dus. Het is de Nederlander met de paplepel ingegoten: al in het kinderbordje worden kuilen gegraven, terpen opgeworpen en dijken gemetseld om de plas melk in de brinta of jus in de boerenkool-stamppot in toom te houden. Ook onze peiters gaan langs de branding instinctmatig kuilen graven en vormen zo een zeewaterkraterlandschap.
Overeenkomstig kan op de lange duur in Friesland een nóg wat groter merenstelsel groeien. De truc is dus om de uitgegraven aarde te gebruiken voor ophoging van de overblijvende randen. Op die ruggetjes of richels kan dan veel van de bestaande infrastructuur aan wegen, kanalen en bruggen evenals de steden en dorpen behouden blijven.
In Frysk paradyske: Centraal in Friesland ( bij Drachten langs de A 7 ) zou als proefproject alvast één zo’n reuzekuil kunnen worden uitgespit. Maar voorlopig zonder veel water er in. Bij grondverzet naar de randen zou een prachtige kom, een zachtglooiend parklandschap met een eigen microklimaat kunnen ontstaan: een plekje -weg van de snelweg- om even bij te komen, om eventjes te mogen wegdromen. Bovendien heeft stad Drachten een dergelijke toeristentrekpleisterplaats echt nodig. Laten we maar eerst onze grijze celletjes daarvoor aan het werk zetten en er duurzaam wat geld en energie in steken.