276. In rutsene hoop krimpt it hert.
Een vervlogen hoop laat het hart krimpen.
275. Mei God jo sûnens jaan, salang as ik libje, sei de bidler tsjin de
âlde dame.
Moge God U gezondheid geven, zolang ik leef, zei de bedelaar tegen de oude dame.
274. En dat hoopje letter ingeltsjes te wurden, sei dominy doe’t er in steltsje dronkene boeren seach.
En dat hoopt later engeltjes te worden, zei dominee toen hij een stelletje dronken boeren zag.
273. It fjoer fan de hope skynt wol, mar waarmet net.
Het vuur van de hoop geeft wel licht, maar verwarmt niet.
272. Lit ús hoopje op bettere tiden, sei de man, en hy hie syn wiif te hôf brocht.
Laat ons hopen op betere tijden, zei de man, en hij had zijn vrouw naar het kerkhof gebracht.
———————————————————————————————-
Hoop vliegt boven de mensen en wie zijn ogen opslaat kan haar zien.
Gewoonlijk is de hoop een slechte gids, maar een goede reisgenoot.
Als het hart niet meer gelooft en hoopt, dan is liefde nog de redding.
Hoop is een goed ontbijt maar een slecht avondmaal.
Als de haan kraait, keert de hoop terug.
Jofel dat je deze week weer even keek.
Wat prachtich datst hjir eefkes omstrúnst.
Blijf kijken man, er komt volgende keer nog VEEL meer an.
Noflike dei fierder……OANT SJEN.
Op naar nieuwste editie