48. ‘ It komt fansels werom,’ sei de boer, doe liet er syn baarch in stik spek frette.
47. ‘Smoke jo skiep?…….Nee?……O, dân stiet jo hok yn ‘e brân.
46. ‘Alle bytsjes helpe’, sei de man en hy pisse yn ‘e see.*
45. It Frysk is krekt as in noas, helje der út wat der yn sit.
……………………………………………………………………………………………….
‘Als bijna er niet was’, zei de jager, ‘dan had ik een haas geschoten’.
Vakantie: Als de kinderen van huis zijn, dansen de ouders.
………………………………………………………………………………………………….
* Uit het Friestalige boekje van Geale de Vries: As jim tútsje wolle dan gau. 120 pagina’s over Friese spreekwoorden en gezegden. ( Friese Pers, ISBN 90 6066 468 X / CIP)
Eerbetoon aan de ( begin vorig jaar overleden ) onnavolgbare columnist Ephraim Kishon. Dit is een vrolijk vrijelijke bewerking van zijn column ZILVERKOORTS ( uit de bundel “KIJK MAAR OM, MEVROUW LOT”, met toestemming van De Arbeiderspers )
column ZILVERKOORTS ( van een doe-het zilver)
Tijdens de tweede hittegolf in 2006 loosde mijn vrouw een diepe zucht en zei: ‘wat een hitte ! Dat herinnert me eraan dat onze petroleumkachel zó door de roest is aangevreten, dat ik wel door de grond zou willen zinken als we bezoek krijgen’. Gewoontegetrouw onthield ik me van commentaar want ieder woord kost je geld onder deze omstandigheden. In plaats daarvan rees bij mij de gedachte, dat dit nu eens een mooie gelegenheid was om mijn vrouw te verrassen: ik zou er wel eens met een kwastje zilververf overheen gaan. In een plaatselijke verfwinkel kocht ik een enorm blik ‘vuurbestendige, uit zuiver aluminium vervaardigde zilververf en een flinke kwast opdat de voortgang van het werk niet zou worden gestuit door gebrek aan technische uitrustingsstukken.
De volgende dag ( het zou alweer 35 graden Celsius worden ) deed ik of ik sliep tot mijn vrouw naar kantoor was gegaan om onze inkomstenbelasting te verdienen.Toen stond ik op, opende het blik, mengde de blinkende, zilveren vloeistof geheel volgens de voorschriften en maakte iets moois van die kachel. De zilverlaag maakte hem als nieuw en verborg roet en vuil volledig. Bescheiden als ik ben, moet ik echter toegeven, dat iedere schooljongen de klus had kunnen klaren, want met deze aluminiumverf kan het gewoon niet misgaan. Ik kan u die verf aanbevelen. Wie er eenmaal mee aan de slag is geweest wil niet meer anders.
Terwijl ik de zijkanten van ons radiotoestel ook nog even onder handen nam, constateerde ik dat mijn schoenen tijdens de arbeid bespat waren met zilveren spikkeltjes, hetgeen me op de gedachte bracht ze dan maar egaal zilver te schilderen. Het effect overtrof mijn stoutste verwachtingen: de schoenen schoten letterlijk vuur en het verbaasde me, dat nog nooit iemand op het idee was gekomen om aluminiumschoenen te ontwerpen ( hoewel deze toch zo’n apart accent geven bij een donker pak). Na het verzilveren van de banden van de Oosthoek-encyclopedie, kwam ik tot het besluit definitief te stoppen -maar niet zonder nog eerst even de lampenkappen op te frissen, hetgeen ik staande op een ladder klaarde. (Rare ladder! Ik zou hebben gezworen dat ik op aluminium stond, hoewel ik wist dat het hout was) Ik nam dus ook nog de gloeilampen onder handen.
Toen ik daar op de hoogste tree van de ladder stond, druppelde wat verf op het Perzische tapijt, maar gelukkig bleek het kleed een verrassend vermogen te hebben om zilververf op te nemen, hetgeen als bewijs mag dienen van een behoorlijke vooruitgang van de verf-industrie. Daarna gooide ik al de remmen los. Ik knapte de grote linnenkast op, gaf alle tasjes van mijn vrouw plus een paar stropdassen van mezelf een geheel ander aanzien en veranderde mijn schoonmoeders stola van ordinair konijnenbont in een exquis zilvervosje. Bezweet en dierlijke geluiden uitstotend, waggelde ik de tuin in waar ik een paar gebrekkige boompjes omtoverde tot zilverberken en de eerste zilverhortensia’s creëerde. Op het moment dat ik voor de tweede keer over de zonnewering ging, kwam de postbode eraan. Snel kwastte ik enig zilver op zijn slapen om hem een meer gedistingeerd uiterlijk te geven. Maar de arme man begreep er niets van en zocht krijsend een goed heenkomen -een spoor van aangetekende brieven achterlatend.
Terwijl ik de binnenmuren een aanschijn gaf dat meer in overeenstemming mocht heten met het algemeen karakter van het huis, ging de deur open en kwam mijn vrouw binnen. ‘Pardon meneer’, zei ze, ‘ik ben het verkeerde huis binnengelopen’. Ze draaide zich onmiddellijk om, maar ik kon haar nog juist tegenhouden en maakte haar duidelijk dat ik het was en dat dit allemaal was bedoeld om haar te verrassen. Verrast was ze -maar niet aangenaam. Ze zei dat ze naar een hotel zou gaan, totdat de kantonrechter zich over deze zaak had uitgesproken. Helaas bleek de arme vrouw niet in de gelegenheid haar lijfgoederen mee te nemen, aangezien al haar koffers onverhoeds van zilver bleken te zijn. Ze begon te huilen en met een paar gedurfde meesterstreken schilderde ik haar nageltjes zilver.
1. Een Hollander komt bij de huisarts met een splinter in de tong.
“Hoe komt dat?”, vraagt de dokter verbaasd.
“Ik had wat Berenburg gemorst op een ruwe houten tafel.”, verklaart de Hollander.
Fjouwer lotter-claer leep-aayen op in finne herne ijn ien nest.
Uitgelicht: SEI-SISWIZEN.
“Ik ha der neat op tsjin dat it tsjuster is, sei de man, mar dan moat der ek neat bykomme dat men neat sjen kin” *).
Bedankt voor Uw bezoek en…………….OANT SJEN.