web analytics

De curieuze en gruwelijke geschiedenis van de Friezen (deel 165)

Anno 1395.
Alweer werden de Friese landen geteisterd door een stormvloed. Het vaste land van de Zuiderzee tussen Medemblik, Enkhuizen en Friesland verdween in de golven, waarbij de stroomgeulen tussen de eilanden Tessel en Vlieland zich verbreedden.
Hertog Albert van Beijeren, Graaf van Holland vernieuwde voor de laatste maal het verdrag met de Friezen voor een jaar. Daarna werden de vijandelijkheden hervat.

De zoon van Albert, Willem, Graaf van Oostervant leefde (in onmin met zijn vader) vanwege de moord op Aleida van Poelgeest aan het Franse hof. Beledigd door de Graaf van Nijvers,  verzoende Willem zich met zijn vader en drong aan op een veldtocht tegen de opstandige Friezen. Er werd een groot leger bijeengebracht, bestaande uit Hollanders, Zeeuwen en legerbendes uit Duitsland, Frankrijk en Engeland. Financieel gesteund door Henegouwen sloten ook vele edelen uit die streek zich aan.

Hertog Albert zorgde voor een grote vloot van 3.480 schepen. Albert probeerde nog eerst om de Friezen door onderhandelingen tot gehoorzaamheid te dwingen, maar die poging mislukte. Het lukte Albert wel om met de Amelanders een verbond te sluiten. De Friezen hadden inmiddels een verbond gesloten met de Bisschop van Utrecht, hetgeen Hertog Albert belette om Friesland over land aan te vallen. In de zomer van 1396 werd leger en vloot bij Enkhuizen samengevoegd en op 22 augustus, pas een week na beëindiging van het verbond, werd met honderdduizend manschappen de aanval ingezet.

In Friesland was overlegd hoe zich het beste teweer te stellen. Van de Bisschop was geen militaire hulp te verwachten. Potestaat Juw Juwinga werd benoemd tot opperbevelhebber. Nu voegden zich ook de inwoners van Stellingwerf en Schoterwerf zich bij de slecht bewapende Friese legermacht. Juw nam zich voor de tactiek te volgen om gebruik te maken van moerassen en wateren om het Hollandse leger tot de herfst op te houden en te verzwakken. De meeste van de dertigduizend Friezen daarentegen wilden de Hollanders zo gauw mogelijk bevechten in plaats van de kans te lopen slaaf te worden.

Op 24 augustus 1396 konden zesduizend Friezen de Hollandse legermacht tijdelijk afremmen, maar ze moesten zich terugtrekken in hun schansen en sloten tot ze daaruit na enkele dagen ook werden verdreven. Bij Schoterzijl werd op 29 augustus een bloedige slag gevoerd waarbij ten gevolge van een overmacht van 6 op 1 ongeveer 600 Friezen sneuvelden, waaronder ook bevelhebber Potentaat Juwinga. En nu sneuvelden of verdronken op hun vlucht in plaats van Hollanders juist dertienhonderd Friezen in de sloten, poelen en plassen. Ook in een volgende veldslag sneuvelden vele Friezen en lag het land open voor de Hollanders om te plunderen, te brandstichten en te moorden.

 De Friezen konden alleen bij Dokkum stand houden. Bij Stavoren liet Albert een sterk kasteel bouwen en scheepte vóór de winter zijn leger in om te vertrekken naar Enkhuizen. De resten van het lichaam van Graaf Willem IV werden uit Oldeklooster meegevoerd naar Holland en de hulp-bendes werden naar hun landen teruggestuurd.

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.fanvanfryslan.nl/wordpress/2014/08/de-curieuze-en-gruwelijke-geschiedenis-van-de-friezen-deel-165/