web analytics

De curieuze en gruwelijke geschiedenis van de Friezen ( deel 130 )

Anno 1230. Ook dit jaar werd Friesland plus het land aan de Wezer en de Elve geheel overstroomd door een enorme stormvloed. Het water kwam zó hoog, dat bewoners zich in veiligheid moesten brengen op hoge terpen in kerken en hoge torens. Alleen omdat het water zich ook weer snel terugtrok, werden hun levens gespaard. Grote brokken veen dreven naar bosrijke streken en veroorzaakten daar een massale ontworteling van bomen.

De stadjes Wartena en Ezonstad aan de Lauwers gingen geheel ten onder. Kammingaburg bij Leeuwarden en Britsenburg aan de Middelzee werden bijna geheel verwoest. Deze vloed kostte nogmaals duizenden Friezen het leven. Van de ene dag op de andere waren ook welgestelde burgers van al hun bezittingen beroofd of ze verdronken.

De kronieken verhalen ook, dat bij een zonsverduistering met heftig onweer en zeer zware hagel, de edelman Sixtus Botnia met zijn vrouwe, alsook Douwe Galama en Jouke Taijkama zijn omgekomen.

Toch zou rondom 1230 er bijzonder goede landbouwgrond, vooral rondom Grouw, hebben bestaan. Hoe groot de schade door de watervloeden ook was, de kloosters deden er wel hun voordeel mee. Want vele boeren, bevreesd dat op de duur al hun grond zou wegspoelen, gaven hun bezittingen aan de kloosters. Anderen betrokken juist de boerderijen van degenen die waren verdronken.

Ook werd verhaald, dat uit de bossen van Drenthe en WestFalen een grote massa wolven Friesland was binnengetrokken. Deze deden zich tegoed aan de nog levende have en zelfs aan de pas begraven lichamen van de verdronken bewoners van Friesland. Dat gaf ertoe aanleiding, dat de rijken hun graven lieten bedekken met grote dekplaten. Ook werden doodkisten gemaakt van rode Bentheimer steen.

De Bisschop van Utrecht alarmeerde ook nu de Friezen om de wapens op te pakken tegen zijn vijanden in Drenthe. Hij trok zelfs persoonlijk naar Friesland om de strijders een volkomen aflaat te beloven. Zo werden na de boerderijen, het vee en vruchtbare grond ook “de zonden” weggewassen.

Veel Friezen wilden wel meevechten en ze werden in twee Bisschoppelijke legers ingedeeld. De nieuwe krijgers uit Oostergo werden over de Lauwers verenigd met die uit Hunsingo om de stad Groningen tegen de Drentenaren te beschermen. De deken van Stavoren en Westergo kreeg het bevel over het andere Friese leger dat bij Bakkeveen werd gevormd. En zo had Wilbrand drie legers met duizenden manschappen ter beschikking. Alleen: de legermacht, door de Bisschop zelf aangevoerd, was niet tegen de Drentse vijand bestand. Veel van zijn soldaten sneuvelden en de rest ging op de vlucht. Hijzelf kwam pas met groot levensgevaar veilig aan in Utrecht.

Een bewerkt deel uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland  (Steensma, 1845)

Correcties: schrijfspecialist Herman Hiemstra.

De skiednis hat skiere contouren, mar kint bloedreade slachfjilden.

 

 

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.fanvanfryslan.nl/wordpress/2012/03/de-curieuze-en-gruwelijke-geschiedenis-van-de-friezen-deel-130/