web analytics

DE CURIEUZE EN GRUWELIJKE GESCHIEDENIS VAN DE OUDE FRIEZEN (1)

De OUDE FRIEZEN, archief

De oude Friezen waren sterke, geharde en ruwe menschen, forsch van voorkomen. Verwijderd van alle weekheid, de vrucht van eene verfijnde  levenswijze waren zij volkomen gehard tegen elke verandering des weders, en tegen de ruwheid der lucht, die toen in deze oorden veel grooter waren dan thans. Hunne kleeding bestond uit de vellen der beesten, die zij op de jagt vingen, en die zij zonder zwier los om het lijf slingerden en gespten of bonden, loopende veelal in den zomer half naakt, zijnde hun gewaad anders door alle jaargetijden heen steeds hetzelfde.

De kinderen werden al vroeg gewend aan hitte en koude, en dus gehard tegen de guurheden des weders en andere vermoeijingen. Zwemmen, te paard rijden en andere ligchaamsoefeningen, waren al heel vroeg het bedrijf der kinderen, en zij werden al spoedig tot de jagt en visscherij opgeleid, waartoe hun waterrijk land en de groote boschen, waarin toen veel wild was, overvloedige gelegcnheid aanboden.

Hunne matige levenswijze, vervreemd van alle weelde, verfijning of verwijfdheid, deed hun gespierde krachten bezitten, die zij, door oefening versterkt, ook tot in den ouderdom bleven behouden, terwijl hunne kuische huwelijkstrouw hun zoo wel zedelijk als ligchamelijk tot eene bron van geluk, verstrekte. Ook droeg hier toe bij, dat men het huwelijk vóór den ouderdom van twintig jaren bereikt te hebben voor ongeoorloofd hield, en dat lang ongehuwd te blijven voor eene eer gerekend werd. Veelwijverij was onder hun niet in zwang gelijk bij vele andere heidensche natiën.
Overspel en hoererij werden zwaar, veeltijds met den dood gestraft. Levenslange eerloosheid en onuitwisbare schande waren het onmiddellijk gevolg van eenig ontuchtig bedrijf.

Godsdienst. Ongelukkig waren ook de oude Friezen, gelijk toen alle Europische volken, heidenen, die, geheel vervreemd van de kennnis en dienst van den eenigen waren God en zijnen geopenbaarden wil, ook aan de afgoderij overgegeven. In hoe verre de Friezen de afgoden vereerden, die de oude Duitschers erkenden, is niet wel te bepalen.

Afgoden. Al de namen der dagen, bij ons in gebruik, zijn van de vereering der goden ontleend:  Zondag van de zon; Maandag van de maan; Dingsdag of volgens het oud Saxisch Tijwesdeag van Tuisco, eenen der voornaamste Germaansche goden; Woensdag was benoemd naar Wodan; Donderdag is dus benoemd naar Thor, eenen afgod wien het bestuur over het onweder en de veld-vruchten werd toegeschreven; Vrijdag is benoemd naar Friga, den godin der liefde; en Zaturdag is de naam van den laatsten dag der week, benoemd naar Sealer.  Of de Friezen alle deze afgoden vereerd hebben is onbekend. Men kan de dagen der week dus wel uit navolging hebben benoemd, zonder dat het vast ga, dat al die afgoden ook vereerd werden.


 

Uit: GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND  De OUDE FRIEZEN, archief

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.fanvanfryslan.nl/wordpress/2008/09/de-curieuze-en-gruwelijke-geschiedenis-van-de-oude-friezen-1/